Oorsprong Landgoed 1478

Oorsprong landgoed ´de Batenborgh´ bij Winterswijk in 1478

kaart oost Achterhoek 1599 detail

detail van kaart van de streek direct ten oosten van Winterswijk. Tekenaar onbekend, september 1599 – 21 juni 1600. (Gelders Archief, Archief Hof van Gelre en Zutphen (kaartenverzameling nr 179).

De wortels van de landgoederen van de Stichting Vicarie Sancti Nicolai in Winterswijk reiken zeker terug tot 1478.

En in oorsprong misschien wel tot 1473, toen de bouw van het nieuwe koor van de Jacobskerk in Winterswijk bijna was voltooid. De oudste goederen inventarislijst uit 1605 in het vicarie-ar­chief vermeldt: een ‘pergamentbrieff’ uit 1473, uitgevaardigd door Henrich Rordinck, Claus van Polwick en Johan ten Kreill, die betrekking heeft op de vicariestichting.

In de marge van de akte van bevestiging van de oprichting uit 1502 (zie hieronder) worden ook nog giften vermeld waarvan niet meer precies is te achterhalen wanneer zij zijn gedaan.

 

Aanzet voor een inventarisatie van de oorspronkelijke goederen.

Alle goederen, historische buitenplaatsen, liggen in Winterswijk, tenzij anders vermeld.

Bethlehemse huisstede

In 1478 schonken Hendrik IV van Gemen, pandheer van Bredevoort, Bruin ten Torne (ten Toerne) pastoor te Winterswijk en de edelman Rutger van Graes het goed die Bethlehemsche husstede, mit etzlich hoylandt (in 1501: een weide om twee koeien te weiden).

opm.: Mogelijk ligt er een relatie met een hofstede van het klooster Bethlehem bij Doetinchem.

Debbinck (Corle)

In 1485 wordt namens de overle­den Dirk van Lintelo een jaarren­te geschonken uit de hof Debbinck, buurtschap ‘Korle’ (in 1632: heette het Caerlo).

Debbinck was een leengoed van de graaf van Bentheim, leenmannen waren leden van de familie Van Lintelo en later Van Eerde. Berndt van Lintelo, domheer te Munster verkoopt het erf Debbink, in buurtschap Korle, onder Winterswijk in 1494 aan Rotger van Graes (zie beneden).

kaart kwartier van Zutphen Visscher 1627 detail

detail kaart kwartier van zutphen, Visscher 1627.(Stedelijk museum  Zutphen, inv. nr. p. 66).

Esselinck (Meddo)

In 1487 werd namens de heer Reinir de Huische (Reyner de Hussche), priester in de St. Jacobskerk, een jaarrente geschonken ten laste van het Engelen­hues in Groenlo, gaande uit het klooster-‘erve und guede Esselynck to Meddehoe’.

opm.: mogelijk dezelfde locatie als Klein of Groot Esselink, Beitelweg 5-7 in Meddo bij Winterswijk.

Nijenhuis (Brinkheurne)

Herman van Basten en zijn vrouw Lumme Kremer schonken in 1501 een rente uit ‘datt guett Nijenhuss(in 1632: Nihenhuess in die Brienkhorn).

opm.: mogelijk op zelfde locatie als Slingeweg 6 in Brinkheurne bij Winterswijk. En ongedateerd zijn door hetzelfde echtpaar hierboven ook de rentes uit de volgende drie goederen geschonken:

Ten Wyle (Liedern, Bocholt Dld.) – 1

Een rente­brief uit de bezitting of de hof ten Wyle met haar toebeho­ren, gelegen in het kerspel Bocholt en de buurtschap Lyderen.

opm.: Luttiken Wyle (Lütke Wijle of to Wyle), bij Bocholt was echter een leen van de bischop van Münster *. De laatst bekend belening aan Henrich Tenckingh zu Tenckinck, Loel und Buling was in 1458. In 1488 ‘beleibzüchtigt’ hij zijn vrouw Gerarda Momm van Kell zu Vinckwyck met het leen Luytkewyle. Het is nu nog terug te vinden als Kleinwiele, buurtschap Liedern, aan de DingdenerStraße bij Bocholt.

Lutteken Plekenpol ( ’t Woold) – 2

De opbrengsten uit het goed (ten) Lutken Pleken­pole (in 1632: Luetteken Plekenpoll) in de buurtschap Wolt.

opm.: Lutteke Plekenpoel (of havesaet Pleckenpol) was vroeger de naam van de havezate Graes dat in in leen was gegeven aan o.a. Rutger van Graes (zie beneden).

Neeth (Barlo, Aalten) – 3

De opbrengsten uit het guedt Ten Nyet (in 1501: Ter Nedt; in 1632: tho Niett), buurtschap Berlle (Berle), kerspel Aalten.

opm.: mogelijk op dezelfde locoatie als de Neethweg 4 in Barlo bij Aalten.

 

kaart Winterswijk 1809 Drossaers

kaart Winterswijk 1809 Drossaers, met links boven het Arresveld (Gelders Archief, Collectie Verpondingskaarten, nr. 44, blz. 179).

Arresveld (dorp, richting Corle)

Heer Arnold Kremer, de pastoor van de Jacobskerk in Winters­wijk, deed in 1501 een belangrijke schenking in de vorm van het goed to Arusfeldt, en een huis, gelegen tussen de pastorie en Ludeke Kedden, in de buurtschap Dorpbu­er (in 1605: Arrisfelt, Arris­sfeldt).

In 1402 verkoopt Goesen van Honesse en zijn vrouw Hilligerdt dat guet Arrissfelt aan Wiegbolt ten Balkenschott (Balkenschot).

In een akte uit 1478 verklaart de rechter van Bredevoort, Diterich Raeve, dat Wessel Kremer, vicarius in der kercken to Wenterswick, door zijn momber Frederich Holstein in het goed Arresfelt ‘gefestett unnd nae landtrecht eingehertt ist’.

opm.: het Arresveld ligt nog steeds ten westen van Winterswijk achter het streekziekenhuis en het Beatrixpark bij Winterswijk, nabij de Groenloseweg.

Rensinck (Miste)

Op 13 april 1503 schonken de drost Reyneke Rasehorn en zijn vrouw Hadewich een rente uit dem erve und guede Rensynck (in 1605: Rensingh) in de buurtschap Miste.

opm.: Dit goed ligt aan de even kant van de weg, ter hoogte van de Misterweg 203 in Miste bij winterswijk.

Akte van bevestiging van de oprichting van de Vicarie uit 1502, Links onder op de akte van bevestiging uit 1502: schenking van een grondrente

Detail links onder van Akte van bevestiging van de oprichting van de Vicarie uit 1502, met aantekening van een latere schenking.

[Links onder op de akte van bevestiging uit 1502 staat geschreven, gedeeltelijk achter het transfix, met andere hand]:

Item de drye golden gulden de dat gansse kersspel verordent hebt alss vorgescreven yn desser fundacien styet, daer sal men alle dunderdaege ene ewyge mysse yn de eer des Hyllygen Sacraments voer holden yn de Hillige Kercke toVyentersswijck up dat aeltaer Unsser Leven Vrowen und Nicolaii, daermen jaerlijx van geven sael: Int eyrste up dat Scarsvort eyn deel, yn dat Smollert voer Wyllynck dat ander deel, dat derde deel uyt dess Vryessenkempe, dat vyerde dyel uyt Johan Rockes kempe und gorden ynd Woolden dat vijffte deel gelegen yn der Brock bij Korttscate, gelijck dat oelde myssbock t’Wentersswyck dat naebrenckt desse volgende artyckele sent keeren ende gegeven voer eyn erff tynss.

 

Kort na 1502 schonk het hele kerspel Winterswijk een jaarrente uit:

  • dat Scarsvort (in 1605: datt peell an die Scharsfortt (mogelijk al in 1492 geschonken) 1632: ein cathe genant der Schaerssforth; katerstede Schaers­forth);
  • dat Smollert voer Wyllynck (in 1605: Smol­lert frowWillnigh);
  • dess Vryessenkempe (in 1605: Fresenkamp);
  • Johan Rockes kempe und gorden ynd Woolden (in 1605: Johan Roeckes kampe und gaerdene, in dem Wolde;
  • der Brock bij Korttscate (Braach frau Kortschat).

Berninck (Ratum)

In 1524 gaf de Winterswijkse edelman Vijth van Munster een jaarrente uit zijn erve end guede tho Berninck, gelegen in buurtschap to Rhaet­man (in 1605: Berninck; zu Berninck) aan Hendrick IV van Basten, vicaris van de Vicarie

Relatie met de goederen  Herdinck en Wesselinck

Bij die gelegen­heid had de jonker Herman van Eerde (ca. 1480-1541) samen met zijn echtge­note Judith zich borg gesteld voor de geregelde betaling van de rente en hiertoe de leengoederen Herdinck en Wesselingk als onder­pand gegeven. Dat heeft nog zeer lang tot juridische procedures geleid voor het Hof van Bredevoort. Herman van Eerde, zoon van Adriaan en Johanna van Buerse, was bezitter van havezate de Buurse.

Na twintig jaar hielden de Van Munsters op met het betalen van de geschonken rentes. In 1572 berekende de toenmalige vicaris Herman (1) van Basten dat hij nog 130 molder rogge ofwel 26 jaren rente te goed had. Van Basten vorderde van Van Eerde, als compensatie voor de gederfde rente, het als onderpand gesteld goed Wesselinck. Na twaalf jaar procederen kreeg hij weer de inkomsten uit dit goed. Defacto maakte het goed Wesselinck onderdeel uit van de goederen van de vicarie. Pas in 1624 kocht de echtgenoot van Anna van Eerde, Peter Vincent Ripperda het goed terug tegen een jaarlijkse betaling van 25 gulden; enkele jaren later kocht hij de rentebrief van de Vicarie zelf.

Peter Vincent Ripperda was heer van Vorden en verhuisde na zijn huwelijk met Anna van Eerde daarheen. Dat is mogelijk ook de aanleiding waarom we collator Herman II van Basten in o.a. 1632 als bewoner van havezate de Buurse aantreffen.

Langenkamp (dorp)

De benaming ‘Langencamp bij den dorpe thoe Wenters­wick gelegen’ wordt voor het eerst expliciet vermeld in 1634 als een van de onderdelen van het landgoed van de Vicarie en is in 1762 verkocht.

In het boek ‘Een goed voor de eeuwigheid’ (2001) wordt geconcludeerd dat de Vica­rie Sancti Nico­lai in de zeventiende eeuw een van de rijk­ste stichtin­gen in het ambt Brede­voort was.

Op de akte van bevestiging uit 1502 wordt nog iets geschonken dat niet meer is te herleiden tot een stuk grond:

Akte van bevestiging van de oprichting van de Vicarie uit 15092, Links onder op de akte van bevestiging uit 1502: schenking van een grondrente

Detail – midden, achter transfix – van Akte van bevestiging van de oprichting van de Vicarie uit 1502, met aantekening van een latere schenking.

Rechts van de vorige tekst, eveneens gedeeltelijk achter het transfix, met andere hand geschreven:

Item totte missen des saterdaghes is gegeven die wickaren eyn stucke landes so genomet van den gemenen junckeren, pastor, kerkmester und gildemesteren des gemenen kerspels van Wenterswick als dat nabrenckt eyngudtbesegelt breff den men hir bij hefft totter eren Gades und Marien eyn syngende mysse allen wecken men holden sal in der kercken und up dat altar vorgescreven.

 

De huidige aanduiding van het landgoed dateert uit de 20e eeuw.

 

Onderzoek sociaal netwerk

Momenteel loopt er een onderzoek – in samenwerking met de Radbouduniversiteit te Nijmegen – in het kader van de publicatie van het album amicorum van Johan van Lynden, naar het sociale netwerk van de stichters en gevers van deze goederen.

Uit de onderstaande paragraaf blijkt dat de genoemde personen kennelijk in het zelfde sociale en familiale netwerk rondlopen. De oprichting van Vicarie lijkt daarmee op een echt netwerk- of gemeenschapsactiviteit, waarbij de betrokkenen aan Herman van Basten het erfelijk collatorschap gunden.

 

Achtergrond genoemde personen

 

Herman I van Basten

Vermeld als richter te Bredevoort tussen 1483 – 1493, in opdracht van Hendrik IV van Gemen, pandheer van Bredevoort 1458 – 1492. (Hij werd als ambtman van opgevolgd door Reyneken Rasehorn).

Rutger van Graes (vermeld tussen 1448 en 1501)

Zijn moeder heet Van Besten; hij trouwt ca 1478 met Wilhelmine van Asbeck, dochter van Hinrick en Lyze. Zijn broer is Sander van Graes tot den Pleckenpoel; zijn zus Rolof is gehuwd met Hendrick van Rhemen tot de Dravenhost(1422-1488), die o.a. beleend is met het goed Wissink in Geesteren.

In 1492 zijn er nog steeds zes borgmannen van Bredevoort actie: Sander Oevellonck, Derich van Lintelo, Godeken Sandersz van Graes (verm. een jongere neef van Rutger), Rutger van Diepenbroeck, Engelbert van Sendene en Gerrit Stroync.

Er zijn 3 kandidaten voor Rutger van Diepenbrock:

    • Rutger Rutgersz. van Diepenbrock zu Buldern, vermeld tussen 1457 en <1538, dorst van Vechta (werd in 1497 als drost opgevolgd door Otto van Basten..), huwde in 1489 Sophia van Heeke zu Rauschenburg, hun dochter Anna trouwt in 1513 met Johan IX van Besten) waarmee hij in 1519 de ‘Bündnis von Edelherren und Adligen des Stiftes Münster zur Wahrung ihrer Privilegien” ondertekent; of
    • Rutger Johansz van Diepenbrock zu Tenckinck, vermeld tussen 1490 en 1522, zijn vader was richter van Bredevoort (1475; werd daarin opgevolgd door Herman I van Basten), huwde  1490 met Ailheid Henrichsdr van Diepenbrock; of
    • Rutger Hermans van Diepenbrock tot Cortenhoorn en Dravenhorst, vermeld tussen 1498-1537, drost te Lichtenvoorde, Poelwijk en Zevenaar, trouwde voor 1525 met Anna van Eyll, dochter van Bernt en Otta van der Hovelich.

Reynerus Huisschen (Reinir de Huische; Reyner de Hussche) wordt in 1471 al eerder vermeld als oprichter van een andere Vicarie:

Hermannus Derhuys en enige andere geestelijken als executeurs-testamentair van wijlen heer Reynerus Huisschen, vicaris der kerk te Monasterium, stichten in 1471 een vicarie ter ere van de H. maagd Maria en de H. Katharina te Winterswijk, waarvan de pastoor ter plaatse – Bruno ten Toerne – collator zal zijn en waartoe de hoeven Hagedoorn en Teydink geschonken wordt; de voorgedragen vicaris is ook Reinerus de Huissche

Een andere Reynerus Hussche is op 14 maart 1474 ingeschreven als student aan de universiteit van Rostock voor het semester 1473-1474. Hij is afkomstig van Münster (i. Westf.).

Vijth van Munster tot Walien, vermeld 1510-1548, is verm. een kleinzoon van Lodewick van Munster zu Vortlage en NN. Van Besten. Hij is gehuwd met Dorothea van Ermel. En is een broer van Sondag van Munster tot Walien (vermeld 1485-1536), gehuwd met Lysbeth van Gemen, gnd. Probsting. Vijth is drost te Anholt 1531, in de Ridderschap der Graafschap 1538, in ridderschap van de Veluwe 1543, drost te Harderwijk 1543.

Dirk van Lintelo tot Rechede, overleden voor 16 november 1485, is mogelijk zoon van Willem van Lintelo *(vermeld 1435-1478) en Biele van Merveldt. Hij is mogelijk een broer van Bernt van Lintelo (vermeld 1470-1511), domheer van Munster. Tot de naaste familie behoort Evert van Lintelo tot Walfort  (ca. 1460- 1529) die als ambtman van Bredevoort tussen  1506-1526 wordt vermeld, als opvolger van Reyneken Rasehorn.

Bruno ten Torne (ten Toerne), is mogelijk een zoon van Wessel van Toerne tot Ravenshorst (vermeld 1400-1462), gehuwd met een Van Rhemen.

De heer van Gemen, is gelijk aan Hendrik, heer tot Ghemen en Wevelkoven (vermeld 1418-1493), stadhouder van Gelre en Zutphen, gehuwd met Anna van Wevelinghoven, in wiens opdracht Herman van Basten tot 1493 richter was van de heerlijkheid en ambt Bredevoort.

Heer Arnold Kremer (vermeld1478-1499), de pastoor van de Jacobskerk in Winters­wijk, zoon van Heman Kremer en Fenne, en wrs. de broer van Lumme Kremers, gehuwd met de oprichter van de vicarie Herman van Basten.

Drost Reyneke(n) Rasehorn (vermeld 1501-1538) en zijn vrouw Hadewich, volgt Herman van Basten op als richter in de heerlijkheid en het ambt van Bredevoort. Rasehorn wordt als  ambtman van Bredevoort vermeld in de periode 1493-1505, in opdracht van Hendrik IV van Gemen, pandheer van Bredevoort 1458 – 1492.

Henrich Tenckingh zu Tenckinck, Loel und Buling (vermeld 1468-1531), gehuwd met Gerarda Mom van Kell. beleend in 1488 met Luytkewyle, b. Lydern.

 

* Vgl. Die lehnregister der bischöfe von Münster bis 1379, resp 1379-1450, Hugo Kemkes, Gerhard Theuerkauf, Manfred Wolf, Münster 1995.

 

bijgewerkt: aug 2019